Al jaren wordt er geëxperimenteerd met participatie. Vooruitstrevende bestuurders en ambtenaren probeerden werk te maken van het betrekken van inwoners bij het maken van beleid. Naast steun ondervonden we daarbij veel weerstand en obstakels. Dezelfde weerstand en obstakels waar we vandaag nog steeds tegenaan lopen. Ambtenaren die vooral hun expertise willen inzetten. Bestuurders die het ingewikkeld vinden om zeggenschap uit handen te geven. Of andere actoren die vooral hun eigen agenda willen doorvoeren. Echt luisteren lijkt er soms niet bij te zitten, eigen meningen en gelijk krijgen des te meer.
Het Rekenkamerrapport constateert dat ondanks heldere visies en doelen op papier, er in de praktijk nog steeds veel elementaire fouten worden gemaakt. Zoals het wekken van verkeerde verwachtingen, het beperkt informeren van inwoners voorafgaand aan een activiteit en een slechte terugkoppeling na afloop. Dit alles zeg ik nu om maar aan te geven dat goede participatie ingewikkeld is en de praktijk altijd weerbarstiger.
Toch zal geen enkele wethouder, raadslid of burgemeester beweren dat de rol van inwoners bij ons bestuur en beleid stopt bij het eens in de vierjaar roodkleuren van een vakje. Daarover zijn we het gelukkig eens.
Veel bestuurders, politici – waaronder ikzelf – komen vaak nog uit bij gecontroleerde burgerparticipatie. Dat betekent dat inwoners vrijblijvend adviseren zonder dat de grote lijn van het door de gemeente bedachte beleid in gevaar komt. En het zijn de inwoners die ontevreden zijn en afhaken vanwege te weinig invloed of een beperkte terugkoppeling. Het kost daarom steeds meer moeite inwoners te vinden die mee willen doen. En dat terwijl de diversiteit doorgaans al niet zo groot is.
Zo gaat dat in het land van de voldongen feiten. Het is ‘participatie’ hoe we dat niet moeten willen voorzitter: koffie, een roze koek en de illusie van inspraak.
Wie nu denkt dat mijn betoog een louter negatief verhaal wordt heeft echt mis. We hebben de afgelopen jaren namelijk ook voldoende situaties gezien waar het wel goed is gegaan. Bij de inrichting van het Jorisplein konden inwoners en andere betrokkenen hun input geven waarna het plan is gewijzigd. Bij de aanleg van wijkspeeltuintjes vragen we aan omwonenden wat voor speelvoorzieningen zij graag terug zouden zien op het plein. En zo doende zijn er pingpongtafel en minitrampolines verschenen. Of neem de ontwikkeling van het Botterhof, waar de buurt zo goed betrokken was bij de voorbereiding dat tegen de omgevingsvergunning geen enkel bezwaarschrift werd ingediend.
Het zijn dit soort project die de VVD Ridderkerk doen inzien dat het er niet om gaat dat iedereen z’n krijgt, maar dat alle omwonende zich gehoord voelen en er iets wezenlijks kan veranderen aan de plannen. Dat betekent wel dat als we verder willen komen met burgerparticipatie we met elkaar de vraag moeten beantwoorden wanneer participatie geslaagd is. Dat is een hoogst politieke vraag waarover we misschien wel heel verschillend denken. Maar het is wel essentieel om daarover tot een gezamenlijk beeld te komen.
Ik wil graag vijfpunten noemen die wat de VVD betreft onmisbaar zijn voor betekenisvolle participatie.
1; Laten we om te beginnen als gemeente de regie houden in het participatieproces.
Door de komst van de omgevingswet wordt dat lastig, want we zijn als gemeente niet altijd meer als eerste aanzet. Daarom moeten we als gemeente zorgen dat inwoners bij ons altijd alle juiste informatie kunnen halen over aanstaande ontwikkelingen en projecten. Laten we zorgen voor 1 vindplaats, voor alle stuk informatie, op een voorspelbare plek, en dat die informatie altijd up to date is.
2; Maar de behoefte op transparantie en informatie van inwoners moeten we ook niet overschatten. Inwoners willen niet van alles, altijd, op de hoogte gehouden worden. Een heldere brief over een kleine ontwikkeling in de buurt kan ook voldoende zijn. Als bij grotere ontwikkelingen inspraak maar goed geregeld is.
3; We zien daarom liever minder participatie met meer impact dan nog meer inspreekavonden met lauwe koffie waar inwoners niet op zitten te wachten.
4. Laten we samen bepalen – op basis van de casussen – waar wij de participatie gelukt vinden, en wat daarvoor voor ons de criteria zijn. Het gaat er dan niet om wanneer deelnemers hun zin hebben gekregen, des te meer is van belang dat inwoners het gevoel hadden betrokken te zijn en invloed hebben uit kunnen oefenen op de planvorming.
5; Tot slot lijkt het ons goed om aan de participatieleidraad, die we opstellen voor initiatiefnemers, een quick start lijst toe te voegen. Met punten die we in Ridderkerk onmisbaar vinden voor een goed en betekenisvol participatieproces, en natuurlijk praktische handvaten.
Juist in Ridderkerk is de potentie groot om van participatie echt iets moois te kunnen maken. Laten we als bestuur onze inwoners serieus nemen, door ons te laten overtuigen door argumenten om het anders te doen. Ook al was dat niet het oorspronkelijke plan. Die bereidheid maakt ons geen zwakkere bestuurders, maar kenmerkt juist onze kracht.